maandag 6 januari 2014

Auteursrecht in tijden van internet

(dit is een fragment uit het hoofdstuk "Journalistiek als Grondrecht")

Met de komst van internet is de vrije verspreiding van informatie vele malen makkelijker geworden dan voorheen. Maar met dit gemak zijn ook de consequenties ervan duidelijk geworden, bijvoorbeeld voor de auteursrechten. Het is nu eenmaal makkelijker om online een artikel met grote groepen mensen te delen dan dat was met een traditioneel krantenknipsel.

Dat de geldende auteurswet, oorspronkelijk uit 1912 en in 1995 voor het laatst aangepast, op het eerste oog behoorlijk strijdig lijkt met de basislogica van het internet én met de vrije verspreiding van kennis en informatie is daarbij voor de uitgevers minder een bezwaar dan het feit dat deze wet in hun ogen door nieuwkomers (Google voorop, de zoekgigant die van machtsmisbruik en diefstal wordt beticht) met voeten getreden wordt. De verzamelde uitgevers doen daarmee dus juist een beroep op de overheid (ook Europees) om deze wet zo strikt mogelijk na te leven. “Voor het behoud van onafhankelijke en kwalitatief hoogwaardige journalistiek is een sterk auteursrecht cruciaal”, schrijft brancheorganisatie NDP Nieuwsmedia in haar jaarverslag 2012.



Vrije verspreiding van informatie was er natuurlijk al lang voordat internet er was; het was er zelfs al vóór Gutenberg en iedere auteurswetgeving. Het kopiëren van wat anderen zeiden was al gangbaar toen Plato ging vastleggen wat Socrates zoal beweerde. Toen de apostelen boeken schreven over de ervaringen van Jezus. Aggregatie (het herplaatsen van stukken informatie van derden op een platform dat niet wordt beheerd door de bron of eigenaar van die informatie) is ouder dan de weg naar Rome. Kranten maken er al eeuwen gebruik van door zonder scrupules te publiceren wat op andere plekken (buiten de kenniskring van het krantenpubliek) bekend werd. In de meeste gevallen werd er zelfs niet gedacht aan auteursrechtschendingen, gewoon omdat de maatschappij accepteerde dat verslaggevers er juist waren om relevante kennis te verzamelen en gebundeld met andere relevante informatie aan te bieden. Dat bronnen daarbij lang niet altijd werden genoemd had eveneens te maken met de overtuiging dat zo’n krant (en later: zo’n radio- of tv-programma) zelf de eerste volwaardige bron was.


Sinds de illusie van het monopolie op informatie in woorden en beelden in duigen is gevallen, heeft ook de veilige ordening als gevolg van het auteursrecht averij opgelopen. Het copy-pasten van een tekst en het doorsturen van een foto gaat nu eenmaal een stuk makkelijker dan het overschrijven van een boek. Met alle gevolgen van dien: het is zichtbaarder voor de bron, die er vervolgens ook sneller een zaak van maakt.


Dat alles levert logischerwijs spanningen op die de traditionele verdienmodellen rond contentverkoop én de effectiviteit van journalistiek werk nadelig beïnvloeden. Een door internet gedomineerde maatschappij heeft dan ook grote behoefte aan afspraken rond “fair use”, waarmee het gemorrel aan de strenge auteursrechtleer begonnen is. Dat een aanpassing van het auteursrecht niet alleen in het belang van de nieuwkomers is, bewees de NDP zelf door te pleiten voor een flexibilisering. In een werkconferentie over dit onderwerp in april 2013 bleef het echter bij de conclusie dat “het auteursrecht, inclusief alle excepties daarop, gebruikers en rechthebbenden ruimschoots mogelijkheden biedt om in dialoog tot praktische oplossingen te komen”.


De wrijving tussen het oude auteursrecht en het nieuwe internet leidt steevast tot een primaire reactie bij de “eigenaars” van het auteursrecht. Kort gezegd: “afblijven, dit is van mij.” Soms terecht, als een uitgever klaagt over het 1-op-1 kopiëren van volledige teksten. Soms ook heel begrijpelijk, als er driftig op los geciteerd wordt zonder enige vorm van bronvermelding. Andere keren zeer twijfelachtig, als de vindplaats wel duidelijk staat aangegeven bij het nieuwswaardige citaat. En menigmaal ook volledig ten onrechte, als er geklaagd wordt over het embedden van een video die door de uploader zelf embedbaar is aangeboden.

Wat het geheel compliceert, is dat zowel professionele journalistieke organisaties als toevallige burgers zich met de praktijk van het aggregeren bezighouden. De professionals kunnen makkelijker betrokken worden bij afspraken binnen de sector dan het grote publiek, bijvoorbeeld omdat er een gemeenschappelijk belang wordt gesignaleerd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten